Chronisch Gezond

Wat is gezond in Jip & Janneketaal?

[vc_row type=”in_container” full_screen_row_position=”middle” column_margin=”default” column_direction=”default” column_direction_tablet=”default” column_direction_phone=”default” scene_position=”center” text_color=”dark” text_align=”left” row_border_radius=”none” row_border_radius_applies=”bg” overlay_strength=”0.3″ gradient_direction=”left_to_right” shape_divider_position=”bottom” bg_image_animation=”none”][vc_column column_padding=”no-extra-padding” column_padding_tablet=”inherit” column_padding_phone=”inherit” column_padding_position=”all” column_element_spacing=”default” background_color_opacity=”1″ background_hover_color_opacity=”1″ column_shadow=”none” column_border_radius=”none” column_link_target=”_self” gradient_direction=”left_to_right” overlay_strength=”0.3″ width=”1/1″ tablet_width_inherit=”default” tablet_text_alignment=”default” phone_text_alignment=”default” bg_image_animation=”none” border_type=”simple” column_border_width=”none” column_border_style=”solid”][text-with-icon icon_type=”font_icon” icon=”icon-glass” color=”Accent-Color”]Je hebt vast wel eens over hormonen gehoord. Je weet misschien dat ze vaak een rol spelen bij seksuele processen (bijvoorbeeld als vrouwen menstrueren of in de overgang terechtkomen, of bij mannen die ejaculeren), maar hormonen zijn betrokken bij veel meer processen in ons lichaam. Deze blog gaat over hormonen: Wat zijn het, wat is hun functie en welke rol spelen ze in ons lichaam?

 

Er gebeurt ontzettend veel tegelijk in ons lichaam: de spijsvertering, ademhaling, zenuwstelsel, cellen, immuunsysteem gaan de hele dag en nacht door. Het is wonderbaarlijk hoe dat werkt. Zo legt de voeding als het eenmaal binnen is een lange weg af naar de uitgang, worden gezonde stoffen eruit gehaald en via het bloed naar de cellen getransporteerd, de rest verdwijnt in de wc-pot. Hormonen spelen bij al die processen een heel belangrijke rol, zo belangrijk dat je kunt zeggen dat ze mede het verschil tussen leven en dood bepalen.

Wat zijn het?

De naam ‘hormoon’ komt van het Griekse woord ‘hormao’ dat ‘in beweging zetten’ betekent. Dit is precies wat hormonen doen: zij zijn de boodschappers in ons lichaam en zijn in staat om ‘via de bloedsomloop te reizen van de plek waar ze worden uitgescheiden (bv. de schildklier) naar de plek waar ze een effect moeten hebben (bv. de darmen of het hart). Het kan een tijdje duren voordat het effect van de hormonen merkbaar is, omdat de doelcellen niet altijd meteen bereikt worden. Hierdoor is het effect meestal niet direct, maar wel langdurig.’

Wat doen hormonen?

Hormonen hebben een signaalfunctie, ze communiceren tussen bijvoorbeeld het lichaam en de cellen, maar ook tussen de geest het lichaam. Als er iets fout gaat bij die communicatie, worden we ziek. Daarmee is meteen duidelijk gemaakt hoezeer we voor onze gezondheid afhankelijk zijn van hormonen.

 

Er zijn vele tientallen hormonen bekend en er worden nog altijd nieuwe ontdekt. Ze verplaatsen zich door het lichaam via het bloed. Hoe ze dat doen is afhankelijk van of het hormoon wateroplosbaar is of niet. De meeste hormonen zijn dat wel en kunnen dus vrij door het bloed naar de eindbestemming getransporteerd worden. Steroïden en schildklierhormonen zijn echter niet-wateroplosbaar en moeten zich aan eiwitten in het bloed binden om zich te kunnen verplaatsen.

Hoe werken hormonen?

Hormonen worden gemaakt door een specifieke klier, bijvoorbeeld: de pijnappelklier produceert melatonine, de hypothalamus en hypofyse zijn verantwoordelijk voor de productie van (o.a.) het groeihormoon, thyreoidstimulerend hormoon, prolactine en oxytocine. De schildklier, produceert de schildklierhormonen (T3 en T4), de bijnieren corticoïden en geslachtshormonen, de alvleesklier o.a. insuline en glucagon, de eierstokken oestrogeen en progesteron en de teelballen testosteron. Een hormoon heeft alleen effect op een cel die een receptor (specifieke bindingsplaats) heeft voor het betreffende hormoon. Wat het effect op de cel is, wordt dan ook bepaald door het soort receptor. Zo kan eenzelfde hormoon verschillende effecten hebben en zo adequaat het proces reguleren.

 

Hormonen die aankomen op de plek waar zij hun werk moeten doen, binden zich daar aan een specifieke receptor. Deze receptor is een stof die slechts een bepaald specifiek hormoon kan binden. Net zoals een bepaalde sleutel alleen past op het bijpassende slot. Na binding van het hormoon aan zijn receptor, wordt de receptor geactiveerd zodat het hormoon na een reeks aan reacties in de cel aankomt en zijn werk kan gaan doen. Daarbij wordt elke stap steeds heviger. Ook kleine hoeveelheden hormonen kunnen daar grote invloed op hebben. Ze kunnen zowel een stimulerend als een remmend effect hebben op de doelcellen. Zelfs kleine hoeveelheden hormonen kunnen al leiden tot grote veranderingen.

De plaats van de receptor

Bij veel hormonen bevindt de receptor zich op de celwand. Dit is het geval bij bijvoorbeeld adrenaline of insuline, stoffen die door hun opbouw niet gemakkelijk de cel kunnen binnengaan. De andere groep hormonen heeft een receptor die in de cel zit (bv. bij schildklierhormoon of cortisol). Dit zijn hormonen die door hun bouw juist heel gemakkelijk de cel binnen gaan.

Nadat een hormoon zich bindt aan een receptor, wordt de receptor actief. Hierna zal de receptor op zijn beurt weer zorgen voor het activeren van een eiwit dat gekoppeld is aan de receptor. Dit eiwit zorgt voor het activeren van een andere stof. Deze zogenaamde ‘second messenger’, komt na het hormoon, dat in dit geval de ‘1e boodschapper’ wordt genoemd.

Stimulerend

Het hormoon adrenaline wordt bijvoorbeeld uitgescheiden door de bijnieren bij angst. Als ze de bijnieren hebben verlaten, gaan ze de bloedbaan in totdat zij op de doelcellen stuiten die een receptor aan de oppervlakte hebben, waaraan ze zich kunnen hechten. De receptor waaraan adrenaline zich kan binden, bevindt zich op het oppervlak van bijvoorbeeld cellen in het hart en de darmen. Deze receptor heet de bètareceptor.

 

Wanneer een adrenaline-hormoon bindt aan een bètareceptor wordt deze geactiveerd. Dit heeft tot gevolg dat er een reeks geactiveerd wordt waarin het ene eiwit het volgende activeert. Vervolgens wordt er een ‘second messenger’ aangezet die de cel in reist en deze aanzet tot actie. Bij binding van de bètareceptoren van het hart door adrenaline, zal het hart sneller gaan kloppen.

Hormonen kunnen ook remmend werken. Als een hormoon in voldoende mate wordt geproduceerd, gaat het zijn eigen productie afremmen. Dit om te voorkomen dat er teveel aan hormonen wordt geproduceerd.

De hypofyse & de hypothalamus

De hypothalamus en de hypofyse hormoon scheiden orgaantjes/klieren af, die ook onderdeel uitmaken van het hormonale stelsel.

De hypofyse

  • adenohypofyse, neurohypofyse

De hypofyse is een kleine, maar heel belangrijke klier, gelegen onderaan de hersenen in de holte van de schedelbasis , achter de neus en neusbijholtes ter grote  van een erwt. Zoals elke klier maakt de hypofyse hormonen aan en geeft die af aan het bloed.De hypofyse bevat twee kwabben, die verschillende hormonen produceren: een voorkwab (hormoon: adenohypofyse) en een achterkwab (hormoon: neurohypofyse).

De hypothalamus

De hypothalamus is een belangrijk centrum voor de temperatuurregulatie van het lichaam. Samen met de hypofyse regelt die het honger- en dorstgevoel, het dag- en nachtritme (de biologische klok), het emotioneel gedrag en het geheugen. Deze ligt vlak boven de hypofyse, net boven de kruising van de oogzenuw en is onderdeel van het limbisch systeem, dat is het deel van de hersenen dat te maken heeft met emotie. Het signaal kan van de hypothalamus naar de hypofyse worden doorgegeven doordat beide orgaantjes met elkaar in verbinding staan door middel van de hypofysesteel.

 

Samen met de andere hormoonproducerende organen in het lichaam (schildklier, bijschildklieren, alvleesklier, bijnieren, zaadballen en eierstokken) reguleren de hypothalamus en de hypofyse de hormoonhuishouding in het lichaam. Dit betekent dat deze kliertjes ervoor zorgen dat de concentratie van verschillende hormonen in het bloed wordt aangepast aan de behoefte van het lichaam. Hierbij reguleert de hypothalamus de aansturing van de hypofyse – motivatie, genot en het emotioneel geheugen. Simpel gezegd: de hypothalamus meet hoeveel van een bepaald hormoon aanwezig is in het bloed. Wanneer het lichaam meer van een bepaald hormoon (bijvoorbeeld het stresshormoon) nodig heeft, produceert de hypothalamus een ‘stimulerend hypothalamushormoon’, die de hypofyse aanzet tot de productie van andere stimulerende hormonen.

 

Op de hypofyse bevinden zich namelijk minuscule ‘eilandjes’ van hormoonproducerende cellen, die elk een ander hormoon kunnen produceren en afscheiden in de bloedbaan. Via de bloedbaan komen deze ‘stimulerende hypofysehormonen’ terecht bij de desbetreffende organen (perifere klieren, zoals de geslachtsorganen) in het lichaam, die vervolgens worden gestimuleerd tot de productie van de benodigde ‘perifere hormonen’, bijvoorbeeld: de productie van geslachtshormonen door de geslachtsorganen of het stresshormoon: cortisol, door de bijnieren.

 

Deze perifere hormonen zijn onderdeel van een ‘negatief’ (remmend) terugkoppelings-mechanisme. De gestegen hormoonconcentraties in het bloed worden gemeten door de hypothalamus en de hypofyse, waardoor zij minder stimulerende hormonen produceren. Op deze manier wordt voorkomen dat er een teveel aan het desbetreffende hormoon ontstaat.

Homeostase

Homeostase is het vermogen van het lichaam om, ondanks steeds wisselende omstandigheden, het inwendige milieu van het lichaam stabiel en relatief constant te houden. Dit is erg belangrijk, omdat te veel verandering in het inwendige milieu dodelijk kan zijn! In het lichaam zijn verschillende systemen (zoals ademhaling, spijsvertering, uitscheiding) actief die verandering veroorzaken in het inwendige milieu. Een voorbeeld hiervan is het systeem dat de lichaamstemperatuur reguleert. In dit soort regelsystemen spelen het zenuwstelsel en ook hormonen een belangrijke rol.

 

De regelsystemen in het lichaam die zorgen voor homeostase zijn gesloten systemen met negatieve terugkoppeling. In zo’n systeem begint de regulering met meten. Dit kan plaatsvinden door allerlei sensoren in het lichaam, zoals een receptor die de bloeddruk meet. Deze sensoren sturen de informatie naar het regelorgaan, dit kunnen allerlei organen zijn, zoals de hersenen of de nieren. In het regelorgaan wordt de meting van de sensoren vergeleken met een streefwaarde, dit is de waarde waarop het lichaam het beste functioneert. Hierna gaan er vanuit het regelorgaan signalen naar de rest van het lichaam die ervoor zorgen dat de gemeten waarde wordt aangepast.

 

De signalen voor aanpassing zijn altijd tegengesteld aan meting, dit wil zeggen als de gemeten waarde te hoog is, zullen de aanpassingssignalen er voor zorgen dat dit naar beneden bijgesteld wordt en als deze te laag is, zullen de aanpassingssignalen er voor zorgen dat deze omhoog gaat. Na de aanpassing meten de sensoren opnieuw en wordt er weer vergeleken met de streefwaarde. Zo ontstaat er als het ware een vicieuze cirkel van meten, vergelijken, aanpassen en opnieuw meten.

Het autonome zenuwstelsel?

Ons zenuwstelsel is op te delen in het centrale zenuwstelsel (hersenen, kleine hersenen, ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel (alle andere zenuwen). Het perifere zenuwstelsel is weer op te delen in het somatische (ook wel bewuste) en autonome (of onbewuste) zenuwstelsel. In tegenstelling tot het bewuste zenuwstelsel (spieren) kunnen we het onbewuste zenuwstelsel niet bewust aansturen (ademhaling, hart). Dit zenuwstelsel kan je weer onderverdelen in twee zenuwstelsels, het sympathische en het parasympatische respectievelijk verantwoordelijk voor activiteit en rust.

Het sympathische zenuwstelsel.

Dat staat voor ‘actie’. Dit zenuwstelsel zorgt ervoor dat je lichaam in staat gebracht wordt om te reageren op een acute gevaarlijke situatie (bijvoorbeeld vroeger: als je opeens oog in oog stond met een leeuw). Dan gaat je hartslag omhoog, je gaat sneller ademen en je ogen gaan wijder open staan. Allemaal ter voorbereiding op het vluchten, het verstijven of verdedigen.

 

Ook zorgt de sympathicus ervoor dat er minder bloed naar het verteringstelsel en de huid gaat; het bloed kan namelijk veel beter richting organen gaan waar het nodig is (hart, hersenen en spieren). Daarnaast stuurt het aan op het vrijkomen van de hormonen adrenaline en noradrenaline uit de bijnier. Deze hormonen beinvloeden de werking van verschillende organen, zoals het hart, de luchtwegen en de bloedvaten, met als doel voorbereiding op een bepaalde inspanning.

Het parasympatische zenuwstelsel

Daarnaast kennen we het parasympatisch zenuwstelsel, dat staat dus voor rust. Dit zenuwstelsel zorgt ervoor dat de spijsvertering op gang komt en het lichaam een kans krijgt om te rusten en te herstellen. Het parasympatische zenuwstelsel is dus actief als je zelf passief bent, bijvoorbeeld als je net gegeten hebt. De spijsvertering wordt dan gestimuleerd, terwijl je hartslag en ademhaling omlaag gaan. Dan gaat er juist veel bloed naar de verteringsorganen (zoals maag en darmen), en minder naar het hart en de spieren, omdat het daar minder hard nodig is.

 

Het parasympatische zenuwstelsel geeft je lichaam de kans om voeding te verteren en de voedingsstoffen op te slaan, om zo lichaamsreserves op te bouwen voor tijden van schaarste. Het zorgt dus voor herstel na zware lichamelijke inspanning en een reservevoorraad voor mogelijke schaarste.

 

Dit zenuwstelsel kan de relevante organen direct activeren via de nervus vagus (deze verbindt o.a. je hersenen met je vitale organen), met als doel het lichaam te laten herstellen. Bij de vertering zijn verschillende hormonen betrokken, waaronder cholecystokinine, dat zorgt voor het vrijkomen van enzymen uit de pancreas en gal uit de galblaas. Deze verteringssappen bevorderen de afbraak van voedingsstoffen, waardoor deze beter in de dunne darm opgenomen kunnen worden.

Hormonen & slapen

  • melatonine, cortisol

Ook bij het in slaap vallen en wakker worden, spelen hormonen een belangrijke rol: melatonine (in slaap vallen: remmen) en cortisol (wakker worden en adrem zijn: stimuleren).

Melatonine 

Als de zon opkomt wordt dit hormoon doorgegeven van je ogen naar de SCN in de hypothalamus. De SCN reageert hierop door de productie van melatonine te remmen. Tegen het einde van de slaap, net voordat we wakker worden, zijn er zenuwcellen van de hypothalamus die eiwitten genaamd orexines vrijlaten. Dit is de ‘wekker’ waardoor je lichaam gewekt en weer actief wordt. SCN staat voor de nucleus suprachiasmaticus. Dat is een kleine groep neuronen (zenuwcellen) in dehypothalamus. Deze wordt als een belangrijke schakelfactor bij het bioritme gezien.

 

Wanneer bij proefdieren de nucleus suprachiasmaticus wordt verwijderd blijken deze dieren een verstoord bioritme te ontwikkelen. De nucleus suprachiasmaticus krijgt visuele informatie over de omgeving en wordt daardoor telkens bijgesteld. Hierop stimuleert deze kern de epifyse  die op haar beurt weer het hormoon melatonine afgeeft. Dat de ogen een belangrijke factor in de werking van de nucleus suprachiasmaticus zijn, blijkt uit het verstoorde slaapritme van blinden.

Cortisol

Naast de directe invloed van de SCN op je slaap-waak ritme door middel van melatonine, beïnvloedt de SCN ook de stress-respons in je lichaam. Dat gebeurt door het aansturen van de HPA-as (hypothalamus, hypofyse, adrenale klieren/bijnieren). Door activatie van deze as wordt in de bijnieren het hormoon cortisol aangemaakt, ook wel bekend als het stress-hormoon. Cortisol zorgt er in gezonde toestand voor dat we gedurende de dag alert en wakker blijven.

 

Dit evenwicht kan verstoord worden als je biologische klok niet helemaal gelijkloopt met waar je bent, bijvoorbeeld bij een jetlag. Dat zorgt ervoor dat je slaap-waak ritme verstoord raaakt ten opzichte van het dag-nacht ritme. Daarom is het verstandig om je direct aan te passen aan de dag-nacht-tijd van je eindbestemming. Hoe meer tijdszones je opschuift, hoe meer last je hebt van een jetlag.

Hormonen & eten

  • Ghreline, leptine

Het hongergevoel en het punt van verzadiging wordt ook geregeld door hormonen. Het hongergevoel komt uit het brein en hangt af van twee belangrijke hormonen: het honger– en het verzadigingshormoon

Ghreline

Door de toename van ghreline ervaar je honger en ga je iets eten, waarna de afgifte van ghreline weer afneemt. Ghreline vermindert de vetafbraak en stimuleert daardoor juist het maken van vet in je lichaam. Daarnaast zorgt het voor het samenknijpen van je maag. Ook heeft ghreline invloed op de hippocampus in de hersenen. Hier wordt de leervaardigheid gestimuleerd, wat dus betekent dat je wanneer je bijvoorbeeld gaat studeren, je dit beter vóór een grote maaltijd kunt doen dan erna. Eten, veel suiker in het bloed (bijvoorbeeld suikerziekte) en overgewicht remmen de aanmaak van ghreline, waardoor na het eten het hongergevoel daalt.

 

Mensen met extreem overgewicht maken tot wel 50% minder ghreline aan dan slanke mensen. Overgewicht ontstaat dan ook meestal niet door een verhoogd hongergevoel (in tegendeel zelfs), maar door aangeleerde gewoontes die vaak moeilijk te doorbreken zijn. Opvallend is dat na een maagverkleining ook de hoeveelheid ghreline afneemt, waarschijnlijk omdat het maagwand oppervlak is afgenomen waardoor minder ghreline afgescheiden kan worden en de maaginhoud kleiner is waardoor er sneller een verzadigd gevoel wordt bereikt. Hierdoor hebben patiënten na een dergelijke operatie minder trek, naast het feit dat ze ook fysiek minder kunnen eten.

Leptine

De tegenpool van ghreline is het verzadigingshormoon leptine. Leptine zorgt dus voor een verzadigd gevoel, en werkt iets meer op de lange termijn. Het hormoon probeert de hoeveelheid lichaamsvet in balans te houden. Wanneer je veel aankomt wordt er meer leptine aangemaakt. Hierdoor voel je je meer verzadigd en ga je minder eten, waardoor je op termijn weer afvalt. Daarnaast speelt leptine een belangrijke rol in de ‘homeostase’, het evenwicht van het interne milieu.

Hormonen & temperatuurregulatie

  • schildklierhormoon, adrenaline, noradrenaline

Het regelorgaan dat ervoor zorgt dat de lichaams-temperatuur constant wordt gehouden is ook de hypothalamus. Bij lichaamstemperatuur is de streefwaarde meestal rond de 37 °C, maar bij koorts of bij sporten wordt deze verhoogd. Als de gemeten temperatuur lager is dan de streefwaarde (dus lager dan 37 °C) gaan er aanpassingssignalen uit van de hypothalamus die zorgen voor verhoging van de lichaamstemperatuur. Dit gaat onder andere via zenuwsignalen die zorgen voor vaatvernauwing in de huid en rillen, en via hormonen als schildklierhormoon en de stresshormonen adrenaline en noradrenaline die zorgen voor meer verbranding. Andersom zullen de signalen bij een te hoge lichaamstemperatuur ervoor zorgen dat deze weer naar beneden wordt bijgesteld, bijvoorbeeld door te zorgen voor vaatverwijding en zweten.

Hormonen & humeur

  • noradrenaline, serotonine en dopamine

Het limbische systeem zorgt voor de regulatie van emoties en stemming. Hoe we de stimulus verwerken heeft met name te maken met hoe wij ons voelen (affectieve staat) en hoe wij denken (cognitieve regulatie). De beoordeling van een externe stimulus vindt voornamelijk plaats in de amygdala die in verbinding staat met de orbitofrontale cortex, de thalamus, de hypothalamus en de hippocampusen, en de insula. Dat is het hersengebied dat nauwe banden onderhoudt met de darmen. Het wordt wel gezien als de basis van ons bewustzijn of zelfs de basis van ons intuïtieve gevoel. Het wordt gekoppeld aan prikkels van zintuigen die bepaalde emoties oproepen en de pijnbeleving.Andere delen van de hersenen die hierbij betrokken zijn de prefrontale cortex, de thalamus, de nucleus accumbens en de hersenstam.

 

Het cognitieve systeem vindt voornamelijk plaats in de prefrontale cortex en de hippocampus. Deze 2 delen van het systeem interfereren nauw met elkaar; het denken heeft effect op hoe wij ons voelen, maar hoe wij ons voelen heeft ook effect op hoe wij denken. In deze systemen zijn 3 neurotransmitters van belang: de boodschapperstoffen noradrenaline, serotonine en dopamine: dopamine (een hormoon en neurotraansmitter) wordt ook wel het gelukshormoon genoemd. het geeft prikkels door in de hersenen en werkt via de bloedbaan in verschillende delen van het lichaam. Voor de regulatievan depressie (en angst) zijn serotonine en noradrenaline het belangrijkste. Deze twee stoffen kunnen overal invloed uitoefenen. Deze drie hormonen bepalen ons welzijn. Voor een goede stemming moet er van alle drie genoeg aanwezig zijn. Bij een tekort  of dysfunctie van één van deze hormonen kan er een negatieve stemming ontstaan.

 

Een negatieve stemming komt waarschijnlijk door een dopamine, en mogelijke  noradrenaline dysfunctie. Dan overheersen gevoelens van verlies van plezier, geen zin ergens in hebben, weinig enthousiasme hebben, verminderde alertheid en verminderde zelfverzekerdheid. Een versterkte negatieve stemming komt waarschijnlijk door serotonine dysfunctie en in mindere mate door noradrenaline dysfunctie. Gevoelens die hierbij kunnen ontstaan zijn: depressieve gevoelens, schuldgevoelens, walging, angst, verhoogde prikkelbaarheid en eenzaamheid.[/text-with-icon][/vc_column][/vc_row]